inleiding bij Kalligrafische Ruimte 4a
Verluchte initialen in middeleeuwse manuscripten waren eeuwenlang het toneel waarop de relatie tussen tekst en beeld uitgespeeld werd.
Gedurende de meer dan duizend jaar tussen de late oudheid en de uitvinding van de boekdrukkunst werd op dit relatief kleine canvas op vele manieren de grens tussen letter en tekening dan weer vervaagd, dan weer aangescherpt. In perioden waarin meer op de klassieke oudheid werd teruggegrepen werden symbool en figuur duidelijker van elkaar gescheiden. Zodra het christelijk geestelijk leven en lokale tradities weer de overhand kregen vloeiden tekst en beeld meer in elkaar over.
George Charles Williamson schreef in 1911 voor de encyclopedia brittanica over miniaturen in middeleeuwse handschriften het volgende: “Landscape, such as it was, soon became quite conventional, setting the example for that remarkable absence of the true representation of nature which is such a striking attribute of the miniatures of the middle ages.”
De meer schematische weergave van de fysieke wereld bood meer ruimte voor verknopingen van figuren met letters, van letters met decoratie, van decoratie met figuren, etc. Deze ambiguïteit ligt aan de basis van een uniek kalligrafisch-picturaal repertoire.
In een tijd waarin inhoud opgehakt wordt in informatie, informatie opgesplitst wordt in data en het spreadsheet het voornaamste ontwerpinstrument is, biedt deze ambiguïteit ook nu een welkom tegengeluid: tussen taal en teken ligt de ruimte voor betekenis en kan uitdrukking worden gegeven aan het onzegbare.