Bergverzet
Door het gebrek aan breedte kan het wat smal zijn. Kijk, daar kan ik iets mee. Er is geen speld tussen te krijgen. Je kunt het zelfs omdraaien waardoor je ultiem aan het omdenken bent. Smal pad? Maar wacht: door het gebrek aan smalte kan het wat breed zijn. Manifesteren tot de macht.
Waarom deze rarigheid, deze oeverloze prietpraat, vraagt u zich terecht af. Kom, ik neem u mee naar gisteren.
Vrijdag. De laatste officiële vakantiedag van uw geliefde praatjesmaker. En eindelijk een dag zonder regen. Tenminste, overdag. Ik had de keuze om mijn verdriet te verdrinken, aan de drugs te gaan, in een hoekje te jammeren, mijn boosheid van het balkon te schreeuwen, bommen te plaatsen op volkszangerspodia en buren de huid vol te schelden omdat hun priemende sigarettenrook mij de hele dag mijn eigen lichaamsgeur ontneemt.
In plaats van al die mooie opties koos ik voor een tochtje op de fiets.
Half huilend pompte ik mijn banden op. Wat niet lukte, want de fietspomp pompt alle lucht net voor het de band ingaat de ether in. Wat blijkt: scheurtje in de slang. Dus op best nog harde banden, maar te zacht naar mijn zin, alsnog de krakende beentjes in beweging gezet.
Na een uur had ik pijn in mijn kont. Sinds ik hier woon fiets ik nauwelijks nog, omdat alles met gemak is te lopen. Dus weg zadeleelt (ja, lees dat woordje nog maar een keer).
Rhenen was mijn doel. In principe een goed half uur. Natuurlijk werd dat langer, omdat ik al direct de korte route aan gort fietste. Omkeren verdraag ik niet en dus trapte ik ogenschijnlijk stoïcijns door. Langs de provinciale weg. Niet echt idyllisch. Dat zou ik terug anders doen.
In Rhenen ging het ook niet helemaal zoals bedoeld. Ik stak de Rijnbrug over (gebouwd op de fundamenten van de gebombardeerde spoorbrug) en zat ineens in Gelderland. Waar sommige mensen nauwelijks een grensovergang is gegund, stak ik fluitend de provinciegrens over. En daarna ook weer terug. Omkeren was het niet in mijn ogen. Ik kon gewoon onder de brug door en zo weer de Rijn over. Zolang ik door kan fietsen is het geen omkeren, aldus mijn brein.
En zo ging ik uiteindelijk de Grebbeberg over, door naar de Blauwe Kamer en via een iets andere weg terug naar Veenendaal. Helaas nam ik weer een verkeerde afslag, dus in plaats van een meanderende route langs het Valleikanaal – waar iemand dus van zei dat het door gebrek aan breedte een smal fietspad is – zigzagde ik door het plaatselijke industrieterrein.
Nou ja. Ik was in beweging en nam onderweg wat wel de moeite waard was in mij op. Uitzicht over de rivier, de Grebbeberg met z'n verleden, een fazant met jonkies, twee ezels, rennende paarden, een koe die uit alle macht nog wat afwisseling zocht in het monotone grasvoer en haar kop onder het hek doorstak, trekkend aan een polletje groen. Dat had ze vast vaker gedaan, zo vanzelfsprekend als het ging.
Na ruim twee uur was ik weer thuis. Er hingen buien in de lucht en mijn bui hing daar gezellig tussen. Ik had een berg verzet door het plein over te steken. Zoiets.
Ofwel, kom er maar in met die bergen, NITS.