Buurzaam
Het type yupster met een voorliefde voor gentrification. Dat beschrijft naar mijn idee de buren aan de overkant. Ze hebben hun krap anderhalve vierkante meter balkon ingericht als was het een tropisch eiland. Veel bloempotten, kleur, barbecue zodra de weergoden ons verzoeken en de onvermijdelijke hangmat tussen al die overdaad. Vooral die hangmat is onmisbaar voor ze. Daar hangen ze de hele dag in. Weer of geen weer. Behalve in de winter. En elke keer als ik dat zie hangen hoop ik op betonrot. Ik ben een slecht mens.
Nu het toch over buren gaat, hiernaast is na bijna twee maanden leegstand wat leven waargenomen. Dat geeft in Huize Hier wat onrust en lichte paniek. We begonnen net te wennen aan de extreem relatieve rust en de weelde van het gangetje voor onszelf. De vierkante meter jassen en schoenen deed inmiddels dienst als fotostudio en knuffelmuur. Maar aan deze rozengeur komt nu een eind.
Er hangt nu een vreemd soort spanning in de lucht. We horen elkaar, maar hebben verder nog geen idee, geen beeld. Dat had wel gekund als ik gisteren de deur open had gedaan toen er werd aangebeld en daarna geklopt. Het was overduidelijk dat ik er was en dus geen sjoege gaf. Daar voel ik mij ook best lullig over, maar mijn reden was plausibel. Vanuit mij bezien dan.
Trouwe lezers weten dat ik hartkloppingen en zweetaanvallen krijg als de bel gaat. Als er daarna ook nog wordt geklopt, dan trekt mijn leven in een flits aan mij voorbij. Dat is de normale toestand. Tel daarbij op dat ik gisteren nogal wat haast had op het moment van de interruptie des levens. Er was een trein te halen en ik zat nog volop in mijn mooimaakritueel en vele andere neuroses die mijn leven zo intens verrijken. Kortom, als een stokstaartje stond ik bevend in de kamer te wachten tot de buur het erbij zou laten en er dan ook vast iets van zou vinden. Dat moest dan maar.
Een klein half uur later deed ik zo geruchtmakend mogelijk mijn jas en schoenen aan. Alles om de indruk te wekken dat ik inderdaad wel aanwezig was, maar om mij moverende redenen echt niet open kon doen, en nu, hier in ons gedeelde walhalletje, nu ben ik beschikbaar. Maar nee. Niemand. De buurvogel was gevlogen. Stond ik daar met mijn antisociale en toch goedbedoelde gedrag.
Straks klop ik misschien zelf wel even aan. De gedachte op zich is al reden tot paniek. En toch, het is ook wel een prettig idee een beeld te hebben van wie er nu – terwijl ik dit typ – steeds deurtje open, deurtje dicht aan het doen is. Positief: er ligt een nieuwe vloermat en we ruiken nog geen sigarettenrook.
Goed, dan nu over tot de wanorde van toepasselijke deuntjes. Tom Waits. In The Neighborhood.