Fluitje
Voordat ik verderga deel ik nu alvast een bijzonder interessant artikel dat vorige week in De Groene Amsterdammer stond (door Kees Vendrik). Over solidariteit, belastinghervorming, de Green Deal, het sociaal contract en risicodeling; de ‘Vijf van Vendrik’. Het is een flink stukkie lezen, maar dan heb je ook wat en vooral: een perspectief. Jeetje, wat een optimisme alhier!
Tja, je moet toch wat. Zeuren kan ik altijd nog. Dus laat ik het eens hebben over het blije gekwetter van de koolmezenfamilie in de uitsparing van de buitenmuur. Trouwe lezers heb ik hier al eerder over verteld. En niet-trouwe lezers moeten dan maar even de kans grijpen door dit fantastische blog te scrollen en bladeren.
Dat getsjilp en gedoe van die rakkers geeft een beetje licht en lucht aan de dag, tussen het lawaai (alles gaat gewoon door, is het niet bedrijfsmatig dan wel particulier, dank u aller buren) door. Soms fladdert zo'n kolige mees gezellig wat voor het raam. Even goedendag zeggen en dan weer door met belangrijker zaken. Want die mensen daar achter het glas snappen er bar weinig van. Dat weten de mezen donders goed.
De duiven links van ons, die ooit hun optrekje op ons balkon hadden, denken er ongetwijfeld zo het hunne van met hun eigen onnavolgbare roekoe-gedachten. Al zal het iets zijn met enorm de pest erover in hebben dat ze nu voor het zoveelste jaar op rij tegen twee kleine toiletraampjes geplakt zitten. Het meest sneu is het wanneer het dan eindelijk eens een beetje regent. Dan zitten ze daar te schuilen. Terwijl ze ooit, schuin onder hun... nou ja, daar zaten ze echt hoog en droog. Niet zo hoog als nu, maar het was in ieder geval sfeerverhogend en comfortabel op die lekkere warme buis. En dat je dan zo fijn de kakkederrie kon laten flatsen op het betonnen vloertje. Alleen al het denken aan dat zalvende geluid maakt ze spontaan nostalgisch. Ach ja, arme diertjes. Ik voel mij er dagelijks schuldig over, heus. Maar soms moet ook ik grenzen stellen.
Vanmiddag, nadat ik ineens volledig uitgeput even een half uurtje op de bank had gelegen (de nachten hebben gaten, dat wil je niet weten), hebben we nog even in de binnentuin gezeten. De bomen hebben mooie uitlopers, het wordt groener en groener overal. Zo'n stadstuin blijft natuurlijk armetierig behelpen en tegelijk, als ik heel even mijn ogen half toeknijp en door mijn wimpers gluur, dan zie ik talloze groenschakeringen en waan ik mij in een oase midden in een smerige stad.
Net boven ons hoofd zat weer een ander vogeltje wat voor zich uit te fluiten. Ik heb, zoals ook al eerder gezegd, een bijzonder treurige kennis van vogelsoorten, dus ook deze zachte bundel veren blijft een mysterie voor mij. Maar zingen kon ze. Of hij, het. Maakt niet uit.
Wat wel uitmaakt is dat al deze relatief kleine dingen die groter zijn dan ik mij maar voor kan stellen, dat dit alles precies is waarom ik mijzelf toesta om hier in deze digitale speeltuin regelmatig tekeer te gaan tegen de heersende waanzin.
Oké, niet nu. Nee, niet nu. Andere keer weer. Dat is dan in ieder geval een zekerheidje; toch fijn in onzekere tijden.