Kop van Juttemis
Beren schieten uit de losse pols heupwiegend scherven potten honing gejat nabij het vervlogen stervend bijenvolk
baarden likken fietsen snorren zonder morren ratelen slangen ons de oren van de onbestaanbaar rafelende juttenkop
oh en ik
ja ik kan er helemaal naast zitten hoor en zie eindeloos lijkend kijkend over randen gevels zilverberken mosselgroen gelardeerd de onvervalst oranje opgehemelde zonnegloed
hier beneden
de machine die wast en draait tureluurs haar rondjes over de betongerotte keukenvloer steeds verder hollen de naden kierend kruimelend tot mortelpap
ach en wee
klaag stenen knikkebenen voorwaar ik zeg dat alles hier wel gaat maar zonder woorden vuil te maken blinkend zinkend naar de kwinkgeslagen ratsmodee.