Landingsgesteldheid
Joe, de vogel is weer geland. Thuis op het nest dat inmiddels weer helemaal is ingewoeld, uitgeboend en gelucht. Tassen uitgepakt, stofzuiger en stofdoek door het huis, eerste was gedraaid en opgehangen, boodschappen gedaan – dit alles overigens in vloeiende samenwerking met de levendige partner in crime passionnel.
Het blijft een wonderlijk fenomeen. Dat je na slechts een paar dagen weg, de weg terug naar huis ervaart als cultuurshock. Het overvloedig tekort aan rust druppelt in elk geval vanaf Lelystad de trein binnen. Als klap bij heldere hemel dringt de waanzin van de maatschappelijke nood zich op. Zoals de opgefokte leipo met een telefoongesprek doorspekt met tragische ziektes, straattaalsmurrie zonder komma's en punten, maar met een overdaad aan energiedrank en ander lekkers, dat zonder filter bij mij naar binnen dendert. Ik ga er ter plekke van trillen, het bloed trekt uit mijn kop weg waarbij het beeld van hoe ik zijn kop van zijn romp ruk steeds aantrekkelijker wordt.
En zo trekken we langs Almere uiteindelijk de Amsterdamse wannabe-oase van samenlevingsdroogte in. Onze straat verwelkomt ons met bouwketen, vrachtwagens, een hijskraan en ronkend witte pakketbezorgbusjes. Eenmaal op tweehoog boven draaien we de sleutel om en komen de bass-traps van de aangrenzende buren ons tegemoet; gospel voor jongeren, dus inclusief vette beats en zuigende bassen. De heer zij geprezen en Jezus beeft.
Mijn gemoed is, met andere woorden, in een zucht tot ver onder het nulpunt gedaald. Drie dagen omringd door niets dan groen, rust, ruimte, dieren en lieve hotelmedewerkers – het voelt nu al als een verre herinnering.
Kortom, de landing is niet bepaald zacht. Had ik ook niet verwacht, maar toch is het altijd weer even slikken. Om vervolgens door te gaan. Want zo is het ook. Genoeg om me druk over te maken, net als dat er ook meer dan genoeg is waarmee ik mijn pijn om de tragiek van mensheid kan verzachten.