Meesterwerk
Ieder stuk dat ik schrijf komt dichter bij het laatste wat ik ooit de wereld in zal slingeren. Ieder stuk is een meesterwerk, behalve wanneer na een seconde of wat – de periode na de aderlating, wanneer het bloed weer langzaam naar de hersenen stroomt – de realiteit zich weer aandient. Zonder aanzien des persoons. Dat moet je de werkelijkheid nageven; iedereen is gelijk voor haar. Het verschil zit 'm in het perspectief.
Klinkt als een staaltje waanzin, nietwaar? Dit, wat u tot nu toe heeft gelezen? Het raakt ogenschijnlijk kant noch wal. Ik geef toe dat het nogal warrig aandoet. Al is het voor mij zo duidelijk als wat. Maar ja, mijn geest is een feest van herkenning voor mij, de spookgedaante die wisselt van houding, entiteit en invalshoek dat het een lieve lust is.
Lust. Ooit was er een tuin. Zeggen ze. Die tuin die nu net zo ver in de geschiedenis ligt als de toekomst nabij is. Het is een kwestie van kijken, een zaak van zien. Er staat een hek om de tuin en we hebben haar met ons volle verstand verwaarloosd. Het groen is dorgeel, de bomen zijn dood, kadavers rotten in de zon en zullen uiteindelijk verdampen. Mestoverschot aqua terra.
Mijn tijd zal het duren. Ik kan wel blijven roepen in deze perverse woestenij die wij leven noemen. Maar nee. Ik ben het beu. Ik ben moe tot op het bot. Alles schrijnt, alles schuurt, alles scheurt, alles brandt, alles steekt en alles tintelt en alles zeurt. Dit ben ik. Een karkas met een ontheemde ziel, met lede ogen, vol verdriet en ontstoken woede. De pijn laat zich niet verzachten, de slaap was nooit mijn vriend. Dit is mijn tijd, mijn vurig verlangen naar dat wat nooit is – hier sterft een meesterwerk.