Ophoping
Het regende, het goot, het miezerde. Plassen, bladeren, wind – het fietspad bezaaid met takjes en takken, zwerfvuil en haastige mensen. Een warboel. Je zou het herfst kunnen noemen.
Op de altijd loeidrukke kruising van de Molukkenstraat en Insulindeweg lag een oude man. Van zijn scootmobiel gevallen, misschien onwel geworden of vastgelopen met de wielen tussen de tramrails. Een bleek gezicht, mager, diepe ogen, verward. Nat en koud.
Heel even stond de wereld daar stil. De bussen, trams, auto's, fietsers, scooters, voetgangers. Alles stopte. Heel even kwam daar alles samen op dat ene punt in de tijd, zo leek het.
Er waren helpende handen die de man ondersteunden en op een kussen (waar kwam dat vandaan?) hadden gelegd, handen die telefoons pakten en hulpdiensten belden. Handen die stoptekens maakten, handen die de nieuwsgierige blikken wegwuifden.
Er kwam een ambulance aan. Ons verkeerslicht ging op groen. We kwamen weer in beweging en reden stil naar huis. Toen we onze fietsen in de berging zetten keken we naar elkaar en zeiden dat we allebei ontroerd waren door wat daar allemaal gebeurde.
Je zou het hoop kunnen noemen, maar hoop is gewoon een leeg woord. Het heeft geen betekenis, geen ziel. Hoop doet niet leven. Het leven is simpelweg te kwetsbaar voor hoop.