Pretjongendrie
1.
Toen het boek Sapiens van Yuval Noah Harari nog dreigde te verdwijnen in de vergetelheid, las ik het. Niet om mezelf op de borst te kloppen trouwens, dus dat ik dan koketteer met ik las het al voordat het bekend werd – wat ik nu dus met terugwerkende kracht alsnog doe. Waar het mij om gaat, is dat ik de beeldverhaaluitgave die afgelopen jaar verscheen met veel plezier in ontvangst nam uit handen van Sinterklaas (ik weet heus wel dat jij het was, Vrouwe, tss, alsof ik nog geloof in die achterhaalde baard en zijn minions!).
Het prachtcadeau moest even geduld hebben, want genoeg leesvoer op de stapel. Inmiddels heb ik het met smaak verorberd. Het mooie van dit soort boeken is dat ze je bij elke leesbeurt onvermoeibaar nieuwe inzichten geven. Er is altijd wel iets wat ik eerder blijkbaar ook las, maar wat dan toch niet in volle glorie doordrong tot het grijze gebied.
Kortom, ik vond het al een dikke aanrader, net als het andere werk van Harari, en opnieuw zeg ik: lees het. Tot zover deze boekentip.
2.
Gisterenmiddag stonden er vier jochies bij de ingang van de supermarkt. Met van die miniblikjes sinas en chips. Het leek bijna een ritueel zoals ze hun blikjes leegdronken en gelijktijdig uit hun handen lieten kletteren om ze direct heel stoer plat te stampen. Een hand chips eroverheen als rozenblaadjes over een pas gestorvene. Ik kon het niet laten om er zomaar aan voorbij te lopen en vroeg ze streng doch rechtvaardig hun afval op te ruimen. Nog zonder een seconde bedenktijd riep er eentje dat het niet van hun was. Het is dat mijn neusmondkap mijn open mond verborg. Gelukkig was ik niet met stomheid geslagen en bracht nog altijd ferm en kloek iets uit in de trant van dat het natuurlijk belachelijk was om dat te zeggen en ze gewoon hun troep op moesten ruimen.
Op zo'n moment kan alles misgaan. Ze kunnen weigeren, mij uitlachen of op een andere manier voor paal zetten. Het is nu eenmaal een risico om mensen aan te spreken op hun gedrag. Maar zowaar, ze ruimden het op. Althans, de kans is net zo groot dat ze het ergens in de struiken hebben gegooid. Toch wens ik te geloven dat er op z'n minst eentje van de vier voortaan misschien denkt: ik ruim mijn zooi op.
3.
Om verder geen woorden vuil te maken aan het bizarre feit dat er dus bijna 2 miljoen mensen hun voorkeursstem uitbrachten op de wandelende wanstaltigheid die ons Markje is, sluit ik opnieuw af met een liedje. Begin jaren 80, ik was 11 of 12 jaar oud. Het maakte indruk en ik was op slag fan van Fun Boy Three. Een ongewone sound, donker en indringend. Natuurlijk begreep ik niet alles van de tekst, maar gevoel is sterker – dit was goed in alle opzichten. En dat bleek toen ik eenmaal de tekst wel begreep. Hoe dan ook, sinds die eerste keer dat ik het hoorde pruttelt het steevast een keer of wat per week door mijn hoofd:'The Lunatics Have Taken Over The Asylum'. Helaas nog steeds even actueel.