Ragdol
Het spinnetje dat vanochtend over mijn hoofd, langs mijn oor en nek, over mijn borst zo ineens een beetje verloren over mijn dekbed kroop, heb ik voorzichtig in mijn hand genomen en buiten gezet. Het was het minste, kleinste gebaar dat ik als tegenprestatie kon doen als bijzonder karig excuus voor de genocide die ik gisterenmiddag aan mijn bezwaarde gemoed toevoegde.
Balkon achter, galerij voor. Ze moesten nodig worden schoongemaakt. Aan de voorkant, op het noorden, tierden rag, webben en complete kraamkamers van achtpotigen welig. Stof, zand, gruis, duivenpoep. Het was alweer een jaar geleden dat de boel daar werd kaltgestelt op 7-hoog. Mijn grootste zorg was dat ik niet weer een complete generatie wilde uitroeien. Hoe moest ik dat aanpakken, kon dat eigenlijk wel en hoe zou ik het onvermijdelijke accepteren. Levensvragen. Het antwoord, als altijd, eenduidig: de dood.
En zo ging het. Eerst met de ragebol. Daarna de spons met een emmer natuurazijn en heet water. Schuurmiddel en bezem voor de duivenkakkers. Bij elke zwaai en elke veeg hoorde ik ze krijsen, ik zag ze bungelen, spartelen, paniek. Ik had jeuk die de rest van de dag niet wegging. Ook 's nachts niet – douchen helpt niet bij natuurrampen.
Ik werd in mijn onrustige dromen ter verantwoording geroepen door de grootste van het stel. Niet eens onvriendelijk, maar wel indringend. Mea culpa voldeed niet, terecht ook. Sorry zeggen voor zoveel leed en dan? Volgend jaar gewoon weer.
Slaapliedje dan maar.