Ransaap
Jezus man, je komt binnen met je beats op tien, een fles parfum over jezelf leeggegoten en kauwgom kauwend, nee smakkend, alsof het je enige maaltijd deze week is.
Om de boel geheel volgens cliché af te maken, plemp je je poten op de zitting tegenover je en trekt een blikje energy drink open.
Het is allang geen uitzondering meer. Het treinleven wordt geterroriseerd door deze soort. De ransaap. En wij deugaapjes moeten plaats maken, onze monden houden en ons opvreten van woede en frustratie.
Daar komt, als klap op onze brave borstjes, ook nog eens het leed van structurele prijsverhoging bij. Voor een Dalurenkaart betaal je vanaf heden zowat 120 euro. Dat was 107 euro (en in 2015 95 euro, met elk jaar een euro of anderhalf erbij – nu dus 13 in één keer).
Prijzen verhogen, het lijkt wel een wedstrijd wie de meest absurde inflatieclown in huis heeft. Inflatie, het is een godvergeten slap excuus om alles flink op te schroeven en uit te knijpen.
En we slikken het. Ondanks de ransapen, de smerige en kortere treinstellen, de vermagerde dienstregeling, uitgelopen werkzaamheden, slecht onderhoud en vertragingen.
Ondertussen betalen we allemaal gedwee mee aan de gesubsidieerde luchtvaart, snelwegen en de fossiele industrie. Op een dag zullen wij zelf als fossiel worden opgegraven. Kijk, de homo dommus. Ja, dat was een wonderlijke variant. Groef zonder morren zijn eigen graf.
Ransapen vinden we niet alleen in het openbaar vervoer. Ze staan ook elke zoveel jaar op uw stembiljet. En u kleurt, burgerplichting als u bent, hun hokje rood.