Ruit
De ochtend is grijs en miezerig. Achter het beslagen raam van een zoveelste tot kinderopvang verbouwde woonkamer staat een kind met een slappe teddybeer. Het kind ziet er moe, bleek en verloren uit. En ook berustend sloffend van de ene naar de andere kant van het raam met uitzicht op de natte straat in een stad die troosteloos waanzinnig voorbij raast. De teddybeer bungelt achter het kind aan.
Ik, weggedoken onder mijn paraplu en in een zo hoog mogelijk tempo plassen en mensen ontwijkend op weg naar de trein. Het beeld van het kind blijft hangen en de vraag dringt zich op of dit nu echt is wat we met z'n allen willen. Onze kinderen massaal in een opvang dumpen om onze 'levensdoelen' na te jagen.
Levensdoelen. Wat zijn dat? Nou, gemiddeld genomen toch het liefst een koophuis met molensteenhypotheek, een gezins- en boodschappenauto. Twee keer per jaar – minstens! – op vakantie. Alleen de beste opleiding voor onze oogappeltjes. Een elektrische bakfiets voor de picknick op zondag. Een tuin om in te kunnen barbecueën, met een groot opblaaszwembad en hopeloze heaters om er in de winter toch lekker warm bij te zitten. De spaarrekening het liefst onaangetast tot de dood ons schijt. Hippe, leuke, gezellige vrienden. Drie keer per week fitness, yoga of iets anders wat ons de schijn voorhoudt fit te blijven. Dagjes weg op z'n tijd, graag ook met hier en daar een romantisch weekend zonder de kids.
Hartstikke leuk. Maar dan moet je wel minimaal twee keer veertig uur per week werken. De kinderopvang moet betaald, het spul moet op een sport, naar vriendjes, partijtjes, naar school, naar de ortho (iedereen MOET een recht gebit, zonder dat we ook maar vragen stellen of dat nu echt zo enorm nodig is terwijl onderzoek uitwijst dat niemand er werkelijk baat bij heeft, behalve de smoelensmidcowboys), naar de psych, de nieuwste iPhone, een Spotify-abo en een Netflix-account. Koop er ook gelijk wat likes en volgers bij omdat je kind toch de indruk moet wekken dat het door alles en iedereen geliefd is. Ook in China, Rusland en de VS. Hoe ze de scheiding gaan navertellen laten we in het midden. De cokeverslaving van de één, het vreemdgangerscomplex van de ander. Dakloosheid, alles kwijt, schuldsanering, gevangen in het systeem zonder steun maar met verlatingsangst, bindingsangst, niets ontziende sociale druk. We zien wel. Luiken dicht en snaveltjes toe.
Ofwel, rennen tot je niet meer kan, de tredmolen draait en draait tot je er vanzelf uit flikkert. En dat is precies het hele idee. Te druk, te bezet, te afgeleid van het grote geheel – om te zien dat het nergens over gaat. Geen puf om in opstand te komen. Het harnas is zwaar en benauwd maar voelt zo vertrouwd. Levensverspilling. Ziekmakend lijden tot in de eeuwigheid met slagroomijs toe.
Totdat je zelf na zoveel jaren met je tong op half zeven weer achter een beslagen raam zit met je luier om. Iemand geeft je een stinkende teddybeer in de hoop dat het je iets doet herinneren. Veel te pijnlijk, dus waarom zou je. Laat ze in de waan, schreeuw je laatste tanden eruit en gooi een rolstoel door de ruit. Spring, ren en kijk nooit meer om.
Placebo. Slave to the Wage.