Schets
Ik mis de man. De man die wandelde op de dijk. Zijn gestalte als een scheve potloodstreep die de onvermoeibaar voortjagende wolken en het water verbond met de smalle weg die wij deelden met andere fietsers, voetgangers en vuil verkeer.
Ik mis de man. De kwetsbare magere man met zijn grijze baard en snor, zijn dunne ouderdomshaar en zijn windjack. Zijn trainingsbroek, zijn sneakers.
Ik mis zijn typische asymmetrische loop, zijn schouder en arm naar binnen gedraaid, zijn hoofd schuin en altijd met dezelfde grimas. Zijn ene been onwillig voor het andere
Ik zag hem iedere zaterdag. Ik ging de ene kant op, hij de andere. En elke keer weer hoopte ik dat ik hem volgende week dan weer zou zien. En steeds weer was ik bang dat het nu weleens de laatste keer zou kunnen zijn. Met dat tere, verweerde lichaam, zijn dorre hoofd met felblauwe ogen. De wind zou vat op hem kunnen krijgen en hij zou zomaar weg kunnen waaien.
Ik zag de man week in week uit en ik weet niet eens of hij mij zag, maar ik mis hem nu al weken.