Snaveltje toe
Soms ben ik best blij en tevreden. Niet vaak, maar dat impliceert het woordje soms al, hè? Daarom.
Maar weet je, dan fiets ik op mijn barrel (nog van mijn ouders gekregen die 'm voor een schamele vijftig euro kochten en waar ik nu zeker al tien jaar plezier van heb) door de stad, bijtend zonnetje waar ik niet te lang over na wil denken, net klaar met het gedane werk, boodschappen gedaan en in de zijtas. Lekker trappen met die beentjes. Naar huis. Boodschappen opruimen, stofzuigen, was draaien, muziekcollage maken, dat soort dingen. Nou, tot zover de blij- en tevredenheid. Want ik heb geen filter. Ik zie, hoor, ruik en voel alles – en alles evenveel en even scherp.
Zwerfvuil bijvoorbeeld. Plastic. Heel veel plastic, zogenaamd papieren koffiebekertjes, bestek, een gefileerde fietsbel, sigarettenpeuken, bier- en frisblik, doppen, flesjes, lachgaspatronen, autobanden, brommeronderdelen, schroeven en spijkers, kapotgetrapte fietsverlichting, confetti, ballonnen, kauwgom, glas. En daar ligt dan ergens tussendoor – strikt genomen geen afval, maar toch – een opengereten duif. Of iets anders met een vleugel hier en een pootje daar. Veertjes her en der. Ooit was er leven, denk ik dan.