Steenslag
de tijd is bepaald
de pas gemeten
de stap gezet
geef mij geen thuis
waar de onrust tiert
geef mij geen troost
waar de donder raast
geef mij geen ijzer
geen handen om te breken
de torens slaan asynchroon hun gebedsstaf stampend dampend stof ademt in en uit
devoot gewezen platen slaan briesend op hol
“Vrees de goden, vrees de toorn!
Vrees geboden, weersta de storm!”
de duivel komt in al haar gedaanten
verleidelijke gruwel
diamanten ogen rood als druppels bloed
fluwelen lippen likken vuur
hier zal ik zijn met mijn reisgenoten
hier zal ik sterven, van god en alles alleen.