Telgang
In afwachting van iets wat je niet eens tussen de buien door kunt noemen, bedacht ik mij dat ik misschien hier van enig nut zou kunnen zijn. Al zal het niet meevallen. Mijn zijnsstaat is er eentje van ontbinding, maar dan zonder de troep die dat geeft. Het tegenovergestelde is zelfs waar, want hoe druileriger ik mij voel, hoe meer ik mijn gedesillusioneerde controle wens uit te oefenen over mijn habitat. Alles aan kant, alles op z'n plek, alles vertrouwd en voorspelbaar. Buitenshuis is het allemaal al grillig genoeg.
Grillig, echt waar joh? Ja, oké, er is die wanstaltige grijze miezersmurrie. Tot een dag of twee terug was de lucht een groot kunstwerk. Wilde wolkenpartijen, razende wind, dan weer een bui, dan weer een fikse straal zon. Dat heb ik toch liever dan dit eindeloos lijkende gezever.
Over gezever gesproken: moet je net dit stukje hebben. Gezeur over het weer en het gemoed. Ik heb u gewaarschuwd, het zou niet meevallen. Of zoals mijn opa zei: het valt wel, maar niet mee. Wat dan weer een mooie vorm van onsterfelijkheid is. Dus toch een meevaller.
Nou, deze dag dondert vanzelf verder. Ik ga zo maar eens een poging tot supermarktlevensmoeheid doen. Karretje pakken, blik op oneindig en doen waar ik goed in ben: alles en iedereen vervloeken.