Valsemunter
Ik sta niet bepaald bekend als een tough guy. En er zijn dagen dat het nog weekhartiger kan.
Het zal alles te maken hebben met de tijd van het jaar, het Grote Ding met Veren en dan is dat nog lang niet alles.
Ik kan huilen om niks en al dat niks is te groot om te bevatten.
Oké, tot zover de cryptiek.
Een dame spreekt mij aan op Utrecht Centraal. Moeizaam en met een glimlach, zonder dat haar ogen meedoen. Het praten vergt zo te zien alle concentratie.
Ze is dakloos. Of ik wat los geld over heb.
Ik zeg sorry mevrouw en loop door. Terwijl mijn hart breekt en ik mezelf vervloek om zoveel vals sentiment, want ik ben degene met, eindelijk sinds jaren, jaren en jaren, een toereikend banksaldo dat zonder stress de huur betaalt.
Treurend om haar leed en mijn laffe sorry koop ik met een nutteloos schuldgevoel een pretzel voor het tweede deel van de reis.
Lafhartig omdat ik mijn portemonnee niet meer durf te pakken als er iemand die zijn hand ophoudt meekijkt.
De laatste keer dat ik dat deed werd mijn gift te karig gevonden. Er zat namelijk meer in mijn geldbuidel, dat werd gezien, er werd naar gewezen: waarom gaf ik dat niet?
Zeg het maar. Omdat ik wat ik wel gaf genoeg vond? Het is nooit genoeg. Dat weten we allemaal. Dat ligt niet aan mij, dat weet ik ook.
Zolang we leven in een land, in een wereld, waar mensen om welke reden dan ook geen of veel te weinig inkomen hebben, geen huis, geen basis, is het nooit genoeg.
Toen ik afrekende voor mijn krullerige brooddeeg met teveel zout pakte ik een euro uit mijn portemonnee en deed 'm in mijn jaszak. Ik had nog wat tijd over en liep speurend naar de vrouw een rondje door de stationshal. Natuurlijk zag ik haar niet meer.
En nu typ ik dit en niemand weet waarom. Om mijn persoonlijk en marginaal leed te verzachten? IJdeltuit.
Het muntje zit nog in mijn zak en is voor haar. Wie en wanneer dan ook. Een nietszeggende, in de lucht verdampende druppel op een ziedende plaat.