Wasbeer
In een eenkamerappartement moet je creatief zijn met de ruimte. Daarom hangt onze was altijd in de keuken. Op het grote staande rek, het eventuele extra rekje – voor mij dan, want zij gebruikt het hoe dan ook – en dan hebben we nog zo'n zelfde soort rekje boven de deur naar het balkon hangen. Daar ben ik nog altijd trots op, want het hangt er nu al ruim vijf jaar. Destijds met mijn twee linkerklauwtjes gemonteerd middels een ingenieus systeem dat alleen mijn geniale brein kan bedenken, dus ja, wat wil je?
Het enige minpuntje is dat we onze afvalbak op het balkon hebben, dus minimaal twee, soms drie dagen per week moet je eerst door een jungle van wasgoed heen om iets weg te gooien. Soms vervloeken we het grondig. Ook dat.
Gisterenochtend hing ik, zoals dat dan gaat na een brave wasmachinebeurt, mijn was op. Ja, mijn was. Ik ben nogal een neuroot zoals u weet, dus wij wassen ieder onze eigen was en hangen het ook ieder voor zich op. Want vooral dat ophangen moet in mijn geval nogal specifiek. Het doet mij wel deugd dat de vrouw des huizes door de jaren heen wat van mijn wasophangwijsheid heeft opgepikt. Daar helpt ze zichzelf ook mee, want dan ben ik sneller geneigd om haar was af te halen en op te vouwen. Andersom hoeft dat niet, dan raak ik alleen maar in paniek, dus prima zo.
Aan dat rekje boven de deur hang ik meestal mijn overhemden of shirts. Of maximaal twee broeken. Dan hangt het nog precies ruim genoeg om enigszins snel te kunnen drogen. Deze keer hingen mijn overhemden en shirts er. Allemaal netjes aan een hangertje met oog voor een gepaste afstand tussen de klerezooi.
's Avonds, toen ik thuiskwam uit Rotterdam, zei vrouwlief dat ze eerder op de avond iets weggooide in de afvalbak op ons balkon en daardoor met haar hoofd, meer dan anders, door mijn wasgoed ging. De geur van mijn kleding deed haar hart iets sneller kloppen en beseffen hoeveel ze van mij houdt. En dat zoemt nu alweer ruim een dag door mijn gekke koppie.