Zonnevlek
Mijn schaduw wierp nog nooit zo lang
ik loop op twee paden tegelijk, val over sloten
en bomen dekken mij toe
Op links kwetteren parkieten
op rechts raast een tram door de scherpe bocht
in het midden prikt de zon, ik ben de roos, het stierenoog
Wat ik zie is wat ik nog niet eerder zag
wat ik hoor is wat ik eerder nog niet hoorde
ik voel mij als vanouds en niet voor het eerst
groet ik de vriend die ik zelf nooit was
De deur gaat van het slot, het licht vlamt blinde steken
de avond zakt door haar stukgelopen knieƫn
de nacht staart uitgeput de morgen aan
en de grond trilt als de schaduw schreeuwend achterover valt.