I & i ; i komt wat moeilijk uit zijn woorden.
Kun je mij helpen I
/
Wat zeg je i?
\
I i
Helpen, mij. Kijk
links bovenin.
/
Grote grutten! Waarom
praat je daar helemaal.
\
I i
Ik heb mijn zinnen
verzet
maar krijg ze niet meer
op de oude stand I.
/
Tja i, dit lijkt me meer
iets voor de specialist of..
\
I i
of.
.. ?
Ik druk je puntje een
minuut in. Waarschijnlijk
ben je dan gerezet.
\
I i
Doe maar. Dit
is geen doen.
/
I i
Stil blijven staan i
\
I i
Zeg eens wat.
\
I i
Wat, oooooh I,
ben jij doorwrocht!
/
I i